Als je dus een afspraak met jouw belangenbehartiger maakt over diens kosten, laat je dan niet te snel verleiden om een no cure no pay-contract te tekenen. Als je je laat bijstaan door een advocaat mag deze dus sinds kort onder strikte voorwaarden een no cure no pay-afspraak met jou maken, maar ook bij een andere belangenbehartiger geldt: als de aansprakelijkheid geen discussie vormt, is een no cure no pay-afspraak nooit voordelig voor jou! Je draagt dan immers een deel van de schadevergoeding af aan de belangenbehartiger, en dat is helemaal niet nodig omdat die diens kosten bij de wederpartij kan terughalen.
Voor sommige zaken kan een soort no cure no pay-overeenkomst misschien wel zinvol zijn. Denk daarbij aan zaken waar de aansprakelijkheid een punt van discussie kan vormen, zoals je vaak bij medische kwesties ziet gebeuren. Om te voorkomen dat je in zo’n zaak advocaatkosten moet voorschieten, is de Orde van Advocaten dus per 1 januari 2014 gestart met een experiment , waarbij wordt toegestaan om een resultaatsafhankelijke beloning voor advocaten in letsel-en overlijdensschadezaken af te spreken. Daarbij mag je met jouw advocaat afspreken dat deze voor zijn/haar werk geen honorarium in rekening brengt zolang er geen resultaat wordt behaald. Als er wel resultaat wordt behaald mag de advocaat een gebruikelijke beloning in rekening brengen volgens een uurtarief, met een eventuele opslag van maximaal 100 %. Het op die manier te declareren bedrag mag dan echter nooit meer zijn dan 25 % van het behaalde resultaat. De basis voor de berekening van de kosten blijft dus het uurtarief; hoe meer uren de advocaat heeft moeten besteden aan de zaak, hoe meer kosten hij/zij in rekening mag brengen. Dit is een eerlijker systeem dan de zuivere no cure no pay, waarbij de belangenbehartiger in theorie met minimale inspanning een grote vergoeding kan binnenslepen.